De media & Luik

Soms komt het nieuws ook dichterbij dan je wil. Met Guy, de vader van het Limburgse meisje dat omkwam bij die vreselijke ramp in Luik, heb ik jarenlang samengewerkt en daarna kwamen we elkaar nog wel eens tegen. En moeder Viviane werkt nog steeds bij ons in het bedrijf. Verschrikkelijk om op die manier een dochter te moeten verliezen, verschrikkelijk ook om zo de media aandacht op je gericht te krijgen.

Heel wat gewone mensen daarbuiten zijn geschokt en verbijsterd door zo'n ramp, en hoewel dat leed verwaarloosbaar is in vergelijking met de pijn van de familie, moet dat ook gekanaliseerd worden. Media helpen mensen vat te krijgen op de feiten en vooral die gevoelens die zo moeilijk onder woorden te brengen zijn - de reden ook voor al die stille en witte marsen - te delen Dat iedereen die de media volgt diezelfde gevoelens beleeft, creëert een gevoel van verbondheid, de essentie van wat we 'sensatie' noemen.

Maar tussen taak en uitvoering ligt toch wel weer ruimte voor discussie van hoe we dit als media invullen en vooral, hoe we de uitspraken van de verslagen ouders naar onze eigen posities weten om te buigen. Om het even bij de dagbladen van vrijdag te houden:

  • De Morgen licht uit een gesprek met de moeder "het zoeken naar de waarheid" (ego expansie, bekwaamheid)
  • Het Laatste Nieuws beklemtoont 'conflict' : de vader stelt de veiligheid van de koten en de acties van de hulpdiensten in vraag
  • Het Belang van Limburg kiest dan weer voor 'harmonie' : vader is 'sereen', dankt de hulpdiensten, denkt niet dat er nog meer had kunnen gebeuren.

Als je deze dagbladen in een motivationeel model plaatst (zoals de modellen van Censydiam of Steven Reiss), dan zal je deze kranten ook op die posities (zoeken naar bekwaamheid, conflict, harmonie) terugvinden. Vreemd hoe journalisten zich onbewust lijken te plooien naar de mal van hun medium, en meteen ook een verklaring waarom het zo moeilijk is om een medium te herpositioneren.

BTW: Goed vind ik de link naar een online rouwregister in sommige artikels. Ok, het had allemaal iets omstandiger gekund, en ook de landingspagina had sterker gekund, maar we schuiven toch op van pure informatie aanbieder naar leider van een community waarin dingen gedeeld kunnen worden.

Wat ik dan ook een beetje mis is dat we niet (enkele van) die commentaren ook terug laten stromen naar de krantensite. Als enkele honderden van onze lezers (uit ONZE gemeenschap) hele mooie boodschappen schrijven, dan is dat minstens even belangrijk als enkele duizenden mensen die rouwen in (het ver gelegen) Hannuit. Mensen zijn geïnteresseerd in mensen, vooral uit ONZE gemeenschap. Dat is nabijheid. En het selecteren van enkele boodschappen (gatekeeper, anyone?) bevestigt minder actieve lezers in datgene waar onze gemeenschap voor staat en zet actieve lezers aan ook hun bijdrage te posten door zijn 'social proof' karakter. Ja, dat is community denken, en dat veronderstelt toch een omslag in ons denken.

Wat, dat is geen 'echte' journalistiek? Wel de mensen bij Mediashift denken daar in ieder geval anders over : how to use meta stories to engage the community and the newsroom.

Nabijheid en Media

Om nog even verder te borduren op het thema "nabijheid" van donderdag, deze - bijna twintig jaar - oude slide van de Amerikaanse uitgever Gannett.



Gannet realiseerde zich toen al dat relevantie in belangrijke mate bepaald wordt door persoonlijke interesses.

De 'Daily Me' waarvan we allemaal dromen, heeft misschien minder te maken met onderwerpen, en meer met met het 'me', en de vele schillen daarrond.

Bij 'personalisatie' denken we vaak meteen aan rubrieken, omdat we als 'producent' van nieuws, ook in rubrieken ('buitenland', 'economie', 'sport', ...) georganiseerd zijn. Eén van de verraderlijkste dingen die je in onderzoek kan doen is mensen in hun mediagedrag bevragen naar rubrieken. Want doorgaans hebben die resultaten weinig verband met het leesgedrag van individuele stukken.

Die 'Daily Me', als bode van mij en mijn omgeving is zich aan het realiseren. Die binnenste schillen, dat zijn vandaag je berichtenfeeds in Facebook. (LEES OOK: tussenstap naar de Daily Me). En naarmate mensen meer 'algemeen nieuws' delen via Facebook en social networking sites, raken ook steeds meer verderliggende schillen in je 'wall' geïntegreerd.

Als 'traditionele media' is het juist onze uitdaging om dat proces om te keren. Toen The Huffington Post het aanmeldingssysteem van Facebook implementeerde (Facebook Connect), ging alle aandacht naar hoe content van The Huffington Post op Facebook hergebruikt kon worden. Veel minder aandacht ging er naar de stroom in de omgekeerde richting : een gebruiker die inlogt op The Huffington Post met zijn Facebook login, kan van op de Post berichten van zijn vrienden volgen. Weliswaar zit die feed wat in een hoekje gedrumd, maar het kan.
Wat je doet dromen van een meer naadloze integratie in de content van mediabedrijven, iets waar de gepersonaliseerde babykrant waar ik het donderdag over had, eigenlijk een mooi prototype van zou kunnen zijn.

Een 'Daily Me' zal dus

  • 'social' zijn
  • een vorm van aggregatie zijn, maar rekening houden met mijn vroeger lees- en zoekgedrag (living stories, collaborative filtering, timeless news, behavioural targetting)
  • nieuws bevatten dat én onverwacht, én impact voor mij heeft én nabij is.
De eerste twee punten zijn werk voor computeralgortimes, het laatste is mensenwerk, is redactiewerk. De lat is alleen net weer iets hoger komen te liggen.

De 'sociale dimensie' zal overigens een steeds belangrijker rol gaan spelen, ook voor search en aggregatoren. Dus is het niet zo verbazingwekkend dat Google ook hier in pole position speelt.

Mediatraining

Het bedrijf waarvoor ik werk laat een aantal mensen opleiden tot woordvoerder en in dat verband mocht ik dinsdag een (leerzame) mediatraining volgen bij Terry Verbiest, wat in de marge leidde tot een aantal interessante discussies over media, nieuws en Lierse. Uiteindelijk raakten we het eens dat nieuwswaarde vooral bepaald wordt door onverwachtheid, impact en nabijheid.

Regionale media krijgen die laatste factor zo mee. Maar waar een regionale krant tot een jaar of 10 terug het rijk zowat voor zich alleen had, is dat nu wel even anders. Andere nationale kranten (in Vlaanderen Het Laatste Nieuws, Het Nieuwsblad en De Standaard) zijn veel meer aandacht aan hun regionale edities beginnen te besteden. Er is regionale televisie bijgekomen. Ook de openbare omroep heeft met Radio 2 flink in de regio's geïnvesteerd. In de markt voor de gratis pers is er De Zondag bijgekomen en kondigt Roularta (dat ook een regionaal nieuwsportal tracht gelanceerd te krijgen) aan om meer regionaal nieuws te gaan brengen in huis-aan-huis blad De Streekkrant, met de ambitie om uit te groeien tot een echte krant. Steeds meer gemeenten beginnen hun eigen tv kanaal, al dan niet met User Generated Content. In de marge ontstaan links en rechts hyperlokale nieuwssites en blogs. Over belang en continuiteit kan je vragen stellen, maar ongetwijfeld zal vroeg of laat iemand opstaan om een en ander te gaan aggregeren (zoals in Nederland Bart Brouwers dat bij zwaargewicht Telegraaf gaat doen).

M.a.w. Regionaal nieuws, enkel gebaseerd op "nabijheid", wordt een "commodity" zoals markt strategen dat noemen, en heeft veel minder onderscheidende waarde dan een jaar of 10 terug. Dat betekent niet dat regionale kranten meteen gaan omvallen, daarvoor zijn hun merken te sterk en is de gewoonte bij media consumenten te sterk ingeworteld, maar alles wordt naar de toekomst toe wel veel moeilijker.

De oplossing is om als nieuwsmedia niet alleen de "nabijheid" je eigen te maken, maar ook veel meer aandacht te hebben voor "onverwachtheid" en "impact". M.a.w. veel meer de agenda te bepalen, met aandacht voor die dingen die voor de lezers in je werkgebied belangrijk zijn.

Neem dit voorbeeld van een hyperlokale, met vrijwilligers bemande blog voor een wijk rondom het Londense King's Cross (scroll even door naar het stukje over William Perrin) Deze blog telt sinds 2006 een 800 tal berichten en wist met enkele opzienbarende campagnes ("impact" en "onverwachtheid") de belangen van de buurt veilig te stellen. Dat is "customer value" in media, om even het dure woord te herhalen dat ik enkele dagen terug in een post gebruikte en (dat alvast een aantal onder) jullie te vergezocht vonden :-) .

Ofwel moet je er natuurlijk in slagen om op de dimensie "nabijheid" de afstand met je concurrenten te vergroten. Onze titels stuurden ter gelegenheid van de babyspecial, die donderdag en vrijdag in de winkel ligt, een e-mailing uit naar de inzenders van een foto met een link naar een gepersonaliseerd krant voor die dag, waarin hun kind als hoofdartikel opgevoerd werd. Een link die flink gedeeld werd op het internet. Dichter dan dat kun je moeilijk gaan ...

(Niks) nieuws onder de zon

De lancering van de telegraaf in 1845 werd algemeen gezien als een grote bedreiging voor de dag- en weekbladen van die tijd, die zelf nog in hun kinderschoenen stonden.

Die eerste kranten leunden overigens heel sterk op 'user generated content':

The most avid collectors of news were businessmen, some of whom acted as correspondents to papers ... Some merchants exchanged information with each other in special clubs, called newsrooms, in which items of interest ... were recorded in shared books to be accessed by paying subscribers only. Journalists would sometimes frequent such newsrooms to pick up stories. But they rarely sought out news themselves. Things began to change in the late 1820s as two New York papers, the Journal of Commerce and the Courier and Enquirer, began to compete for business readers ... In the 1830s competition intensified with the establishment of the “penny press” papers, which were cheaper than the business ones and catered to a much wider audience.



Via 'Newspapers and Technogy: network effects', in The Economist

Zakenmodellen voor media: de ontbrekende schakel

Mensen stemmen met hun voeten, daar gaat het in deze post over. Of toch in het tweede gedeelte, want ik heb een korte inleiding nodig om te komen waar ik wil. Stay tuned.

Het blognetwerk rond Harvard Business Review had vorige week een interessante bijdrage over zakenmodellen.

Mark W. Johnson onderscheidt deze 3 elementen in een zakenmodel :

  • verdienmodel
  • kostenstructuur en waardeketen
  • waardepropositie voor de klant
De discussie over de toekomst van media spitste zich de afgelopen maanden vooral toe op het eerste element, het vinden van een nieuw verdienmodel - als dat al bestaat - dat de bestaande organisaties in leven kan houden. Hier en daar wordt het tweede element al eens in vraag gesteld, maar de bereidheid om daarover te spreken is al veel kleiner.

Waar zelden of nooit over gesproken wordt is het derde element: de waardepropositie voor de klant, of waarom zou iemand in hemelsnaam zijn tijd of geld aan ons besteden? Daar zijn modellen voor (uses and gratifications om er maar eentje te noemen) , en het wordt wel de hoogste tijd om die ter harte te gaan nemen.

Als bioscoopgangers na het bekijken van Avatar depressief worden (tot op het suicidale af), omdat ze terugverlangen naar de onderdompeling in de schoonheid van de wereld van Pandora, dan is dat een mooi voorbeeld van entertainment / mood management.

Maar hoe zit het met al die andere media uitingen ? Wat doen we om de tijd of het geld van de mediaconsument, waarvan we als mediamakers vaak vinden er 'recht op te hebben', te verdienen?

De discussies over of we nu de mensen 'moeten geven wat ze willen', dreigen theoretisch te worden, want mediaconsumenten 'stemmen met hun voeten'. Deze studie in 6 landen (en 'the age of affirmation' gaat er wat dieper op in) toont aan dat mensen naar het nieuws kijken dat hun ideeën bevestigt, veel meer dan dat ze informatie opzoeken die hen hun ideeën doet bijstellen. Helemaal zoals uses & gratifications het voorspelt. (persoonlijke identiteit). Die vaststelling brengt ons bij een heel interessante discussie in GOOD Magazine over wat nu de aard van kwaliteitsberichtgeving is ("Kunnen we kwaliteitsnieuws aan de markt overlaten?"). Hoewel ook hier de discussie zich terugplooit op een discussie over de aanbodzijde, en de vraagzijde als passief en onbekwaam gekenmerkt wordt. Maar dat is nu juist de essentie van de disruptie die zich momenteel in de media voordoet : de mediaconsument heeft nog zoveel vrijheid en mogelijkheden gehad als vandaag en heeft zich nog nooit zo actief opgesteld. Ga dus een (heel) eind mee met je lezers, luisteraars, surfers en kijkers. En je mag best wat meer vertrouwen in je publiek hebben : iedereen is uiteindelijk ook zoek naar een betere wereld, we verschillen alleen in de manier waarop we die willen bereiken. Maar als dat uitgangspunt, die betere wereld, herkenbaar is, dan staan mensen voor veel open. Sta je niet open voor je doelgroep ? Ga dan verder op eigen risico, want mensen stemmen met hun voeten.

Mensen stemmen met hun voeten, ook in dit onderzoek over jongeren en nieuwsmediabetrokkenheid. Het rapport, dat hier af te laden is, beschrijft de graasgeneratie. Het is mooi dat jongeren de krant diepgang toeschrijven, nood zeggen te hebben aan duiding en achtergrond, maar als ze niet (bereid zijn tot) kopen of lezen, dan zijn dat prachtige, maar betekenisloze attitudes. Mensen stemmen met hun voeten, en als ze noch hun tijd, noch hun geld voor je over hebben, dan hoor je niet af te doen als een 'jammer maar onvermijdelijk' feit, maar hoor je juist iets aan je klanten waardepropositie te doen. Maak de dingen onderhoudender, een weerspiegeling van identiteit en sociale referentiegroepen van je doelgroep. Want anders heeft nadenken over een nieuw verdien- en kostenmodel eigenlijk weinig of geen zin.

Media Bouwer: Felix Dennis

I love Felix Dennis, the guy who started Maxim magazine in this country, who always used to tell his staff, “If you ever win a national magazine award, you’re fired.” Because that’s when you know you’re not designing a magazine for your audience, but for your colleagues in New York.


via Sparksheet

Een lang verhaal kort maken: informatiedichtheid (opnieuw)

Michael Kinsley stelt deze maand in The Atlantic Monthly met Cut This Story! dat krantenartikelen te lang te zijn. Een onderwerp dat de afgelopen dagen nogal wat weerklank heeft gevonden, o.a. bij The Guardian en bij De Nieuwe Reporter.

Ook op deze pagina's kwam dat thema al eerder aan bod: Teksten in het kort, lang of breed, en Informatiedichtheid in kranten.

Voor de kleine geschiedenis : toen we 10 jaar geleden met Metro begonnen, geloofden nogal wat mensen dat Metro weinig of geen lezers zou trekken, want "er stond niets te lezen in". De geschiedenis heeft geleerd dat mensen houden van korte stukken (of correcter gesteld : makkelijker beginnen aan korte stukken). Ik ben dan ook een hele tijd een vurige pleitbezorger geweest van "meer kort in de krant".

Dat is ondertussen een beetje genuanceerd in de zin dat ik geloof dat er voor elk onderwerp een "optimale informatiedichtheid" is (en dat lees je ook in de desbetreffende blogpost).

Zoals Sperber en Wilson het omschrijven : de context is belangrijk, maar ook de energie die media consumenten willen investeren in het decoderen van informatie wordt afgemeten aan de verwachte winst. De kunst van het maken van boeiende media is dus het juist doseren van informatie. Bevat je tekst te weinig relevante informatie, dan wordt de inspanning om hem te decoderen te hoog t.o.v. de mogelijke opbrengst. Bevat je tekst te veel informatie, haken mensen ook af, omdat de inspanning zelf te hoog en een drempel vormt.

Jammer genoeg hebben we niet echt een test om de optimale informatiedichtheid voor een bepaalde doelgroep te bepalen. We hebben zo'n test bijvoorbeeld wel voor het bepalen van de moeilijkheidsgraad van een tekst. De Flesh-Douma formules trachten de moeilijkheidsgraad van een tekst af te leiden uit de gemiddelde woord- en zinslengte van teksten, en geven een kader ifv verschillende opleidingsniveaus. Wat dan opvalt is dat sommige stukken in populaire dagbladen (vooral over politiek) vaak 'moeilijker' geschreven zijn, dan stukken in de kwaliteitspers. En dat zie je niet alleen in Vlaanderen. 'De Pers' in Nederland heeft in functie van dit criterium ook vaak heel fraai geschreven stukken.

Wat zouden zoal criteria kunnen zijn, om een optimale informatie dichtheid te bepalen:

  • één idee, één leidend personage of instelling per paragraaf?
  • maximum één set van wie-wat-waarom-wanneer-hoe per paragraaf?
  • de essentie (wie, wat, waarom, wanneer en hoe) teruggebracht tot haar elementaire vorm, neemt de helft tot twee derde van de ruimte van de paragraaf in ?
  • uitweiden gebeurt enkel in functie van de dialoog met lezers?
...

Ideeën of suggesties ?

UPDATE 25/01: 'Common Sense Journalism' blogger Doug Fisher telde in dit stuk bij de New York Times een zin met niet minder dan 97 woorden :-)

Media Bouwer: Frits Barend

‘We hebben helemaal geen marketingonderzoek gedaan om te kijken of er behoefte was aan een blad als Helden. Welnee. We wilden een sporttijdschrift maken dat zowel de man als de vrouw interesseert, dik of dun, oud of jong.’ De titel is bedacht door een vriendin van Barends dochter en mede-oprichter van het blad, Barbara. ‘Een groepje van vrienden van Barbara wasop een avond bij elkaar en toen kwam één van hen op de term “helden”. We hebben behoefte aan helden!’ Barend belde uitgever en financier Erwin Asselman: ‘Helden! Dat wordt de titel. Niets meer aan doen.’ Tot zijn verbazing zag Barend nadat ze het eerste nummer hadden gelanceerd, overal het begrip ‘helden’ opduiken.
Via MolBlog

BEDENKING: Intuïtie en analyse hoeven elkaar overigens niet uit te sluiten. Wie ooit les van mij gehad heeft, weet dat ik het enorm belangrijk vind dat een medium aansluit bij de persoonlijke waarden van de doelgroep en ook iets vertelt over de cultuur van de doelgroep, want hoe kan iemand zich anders lid voelen. Om die cultuur uitingen te inventariseren gebruik ik een schema met "waarden, symbolen, rituelen" en ... jawel "helden"